Zij kwam in 1950 naar Nederland, gevolgd door haar verloofde Paul 2 jaar later. Hij is ruim 25 jaar geleden overleden en ze hadden samen een gelukkig leven. Zij noemden elkaar ‘mijn betere helft’. En nu hij er niet meer is, blijft hij nog steeds ‘haar betere helft’. Dat is oprecht voelbaar, want hij is niet weg uit haar bestaan. Elke dag opnieuw praat zij met hem en zo blijft hij echt. Niet voor niets verwijst het woord ‘echtgenoot/echtgenote’ naar de echtheid van ervaring. Bijvoorbeeld als Elfriede iets niet meer weet, vraagt ze het hem en wacht geduldig af. Altijd komt er wel een helpende gedachte of een oplossing. En dan bedankt zij hem van binnen of hardop. Zo blijft die betere helft in haar leven. En bedanken doe je toch als je geholpen wordt? Intunen en bedanken, dan is er nabijheid.
Elfriede zong veel. Zowel thuis met de broers en zussen, als in het gezin met Paul. Elke zondag zongen ze in het gemengde koor van de Urbanuskerk in Bovenkerk. Terwijl Paul het bijzonder vond om ook in het mannenkoor Gregoriaanse liederen te zingen. Nu gaat ze op hoogtijdagen naar de kerk, met haar kleinzoon mee. En heeft vertrouwen hoe het leven haar past. Vertrouwen is haar wonderwoord. Haar weg nu is een weg van lange adem en veel helder inzicht. Het leven zien met andermans ogen, je kunnen inleven in een kind en net als een bloem wachtend om zich te openen tot het eerste licht verschijnt.
Ik voel me rijk met wijze buurvrouw. Zij leert mij: focus maakt het verschil … Die rijkdom ook voor u, lieve lezer!